Alphons was afkomstig van de wijk De Pierlapont te Loppem ('De Kromme Haak'). Hij werd er geboren in 1877 ((15/05/1877-03/11/1947) als zoon van klompenmaker Felix.
Na zijn huwelijk in 1903 met de Veldegemse Maria Vandierendonck (17/03/1878-21/11/1964) kwam hij naar het vooroorlogse niet zelfstandige Veldegem van rond de eeuwwisseling wonen, in de huidige Koning Albertstraat 17. Hij oefende er het beroep van barbier, klompenmaker en schilder uit. Zijn vrouw dat van hoedenmaakster (modiste). Zij kregen zes zonen en twee dochters.
Met open armen namen zij nog twee pleegkinderen op: Jules en Agnes Naeyaert. Toen in de jaren twintig van de vorige eeuw Hongaarse vluchtelingskinderen naar het westen uitweken, nam het grote gezin gedurende enkele maanden het kind Ilona op.
Van de zes zonen namen Julien, Germain en Maurice deel aan de 18-daagse veldtocht van 1940. Allen mochten heelhuids terugkeren, Julien hield zelfs een dagboekje van zijn oorlogservaringen bij.
In de pionierstijd van Veldegem mag Alphons werkelijk bij de eerste middenstandsfamilies van Veldegem gerekend worden.
De familie Coudenys werd een begrip voor de Veldegemse middenstand ('Coudenysreke'). Zoon Maurice werd in 1936 fotograaf, Germain bracht het tot schoenmaker en runde een drukbeklante schoenwinkel, Julien koos voor de schildersstiel. Deze broers hebben altijd in Veldegem hun zaak gehad.
Twee andere zonen, Odiel en Laurent oefenden ook dit laatste beroep uit, maar weken respectievelijk uit naar Zedelgem en Brugge, nog een andere zoon, Joseph, huwde met een Française en vestigde zich in Rouen (Frankrijk), hij had zich bekwaamd in het vervaardigen van orthopedische schoenen en opende een winkel in Rouen.
Beschrijving klompenmakerij:
Uit of naast de patijn ontstond ten laatste in de 14de eeuw de klomp, het volksschoeisel bij uitstek voor heel Noord-West-Europa .
(patijn : houten onderschoen met twee ‘stelten’ onder de voorvoet en de hiel die het dun lederen schoeisel onder andere tegen vocht moest beschermen, dit was het werk van de patinemakers. Van de 12de tot de 17de eeuw droegen vooral de adel en de burgerij patijnen)
Vanaf het einde van de 17de eeuw is er een sterke uitbreiding van het ambacht parallel met de bevolkingsaangroei.
In de meeste dorpen en in de steden waren er één of meerdere klompenmakers gevestigd. Tot rond 1900 bleef de klompenmakerij winterwerk, later werd het een full-time bezigheid.
De mechanisatie, gestart in De Klinge in 1911, kreeg na de 1° wereldoorlog snel de bovenhand.
Wilg was in de regio, zoals in heel Vlaanderen en Nederland veruit de meest gewaardeerde houtsoort voor klompen, gevolgd door zwarte populier abeel, en vanaf de 19de eeuw ook kanadapopulier.
Mag ik voor maken ppsx "klompenmaker" foto's klompenmakersgereedschap gebruiken???
BeantwoordenVerwijderenDag meneer,
VerwijderenU mag deze eenmalig gebruiken voor uw blog.